31 maart 2016

Bijdrage PvdA-fractie in het integriteitsdebat n.a.v. rapport Berenschot: “Schoon schip maken”

De presentatie van het Berenschotrapport op 14 maart dreunt nog na. Hoe kon dit gebeuren in onze mooie gemeente Opsterland? Het oordeel daarover is nu aan de gemeenteraad. Als je in de politiek zit voor je idealen en niet voor de (machts)spelletjes, dan zijn dit niet de verhalen die je graag wilt schrijven. Maar dat moet toch omdat deze affaire ook de waarden raakt die horen bij dat idealisme.

Na de presentatie van het Berenschotrapport stelt de fractievoorzitter van OB een vraag aan de onderzoekers. Of de gemeente ook schade heeft opgelopen door het handelen van Sikke Marinus? Dat dit als eerste bij je opkomt bij een integriteitsschending. Dat geld dus kennelijk belangrijker is dan de waarde integriteit. Berenschot kon of wilde die vraag niet beantwoorden. Wij willen wel een beetje helpen. Als Sikke Marinus zich aan de regels had gehouden dan was er geen Berenschot onderzoek nodig geweest. Dat is al de eerste € 28.000. Dan had de gemeentelijke organisatie geen dagen en misschien wel weken productiviteitsverlies gehad omdat ze vragen van raadsleden en van de pers moesten beantwoorden. En een andere schadepost is mogelijk de wachtgeldverplichting die er is als een of meerdere college leden het veld ruimen. En dan vergeten we gemakshalve nog maar even de imagoschade voor Opsterland. Wat moeten onze burgers hier van denken? Burgers die zich van de overheid aan regels moeten houden. Uitkeringsgerechtigden die soms geen millimeter ruimte krijgen om iets te doen of te laten. Burgers die vaak alleen maar kranten lezen met koppen als “Opsterland stapelt fout op fout”. Hoe hebben we onszelf in de etalage  gezet bij de provincie, bij onze OWO-partners, bij maatschappelijke instellingen en bedrijven.  Het is om je dood te schamen.  Stel dat we een bedrijf waren geweest, dan waren we waarschijnlijk failliet gegaan. Kortom de grootste schade is de aanslag die is gepleegd op de geloofwaardigheid van de Opsterlandse overheid. Over de wijze waarop we die geloofwaardigheid weer kunnen herstellen kom ik straks terug.

Hoe kijken wij als PvdA-fractie naar het Berenschotrapport en de aanbevelingen? Kort samengevoegd: een helder rapport en goede aanbevelingen. Eerst maar even de hoofdrolspelers.

  1. Sikke Marinus

Hier kunnen we redelijk kort over zijn. We kunnen Sikke Marinus vanavond geen vragen meer stellen. Marinus heeft zelf al aangegeven dat hij dom heeft gehandeld. Gelet op het effect van dat handelen is dat voor ons een eufemisme. Het lijkt meer op het handelen van een talentvolle politieke pyromaan.  Opsterland staat in brand! Marinus is geen raadslid meer, dus kunnen we ons de moeite besparen om een ontslagprocedure tegen hem te starten. Hij had in onze ogen bij de start van Springht de gemeenteraad of het Presidium wel kunnen informeren over zijn plannen. Dan had hij ook een stukje “tegenmacht” georganiseerd. Wij hadden dan kunnen zeggen: Mooi plan Sikke, maar je bent wel raadslid. Niet doen dus. Verder blijkt uit de mailwisseling dat het ook gaat over het overnemen van taken van het Gemeentebedrijf. Het Gemeentebedrijf dat nu al twee perioden van deze door OB gedomineerde coalitie onder vuur ligt. Je zou je dus ook de vraag kunnen stellen of er naast alle idealisme van Springht ook een politiek motief is (taken overnemen van het in de ogen van OB te dure Gemeentebedrijf). Ja en wat te denken van de reactie van Sikke Marinus: hij is trots, heeft geen spijt; hij voelt zich eigenlijk een held. Dat is een belediging en minachting van de spelregels van onze democratie.

  1. De Fractie van OB

Wij hebben aan Berenschot een aantal aanvullende schriftelijke vragen gesteld over de rol van de fractie en de fractievoorzitter van OB om Marinus te waarschuwen. Uit de beantwoording blijkt dat de fractie geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheden om richting Marinus aan te geven dat alle signalen op rood staan. Ze hebben tot eind 2015 de trein door laten rijden. Alles heeft zich onder hun ogen afgespeeld. Het ging om het handelen van het boegbeeld van OB, hun lijsttrekker, architect van twee coalitieakkoorden. De fractie heeft gefaald of heeft gedacht dat deze ritselcultuur allemaal doodnormaal was. Als het politieke systeem rond Marinus (en dat is primair OB zelf) had gefunctioneerd dan had dat veel schade kunnen voorkomen. Op de website van OB staat dat de huidige fractievoorzitter Sikke Marinus al in het najaar heeft verzocht om te overwegen op te stappen als raadslid. Hoe verhoudt zich dat tot de mededeling in het rapport van Berenschot waar op pagina 25 staat dat eind 2015 de fractie van OB de conclusie trok dat er formeel juridisch niets aan de hand was? Van de coalitie is bekend dat er van tijd tot tijd wordt overlegd, het zgn. tuinkameroverleg. Is het onderwerp daar nooit aan de orde geweest en hebben de overige coalitiepartners ook geen enkele waarschuwing laten horen?

  1. De gemeenteraad

De fractievoorzitters in de gemeenteraad horen pas op 29 september door een mededeling van de burgemeester in het Presidium wat er aan de hand is rond Springht en (toen nog) raadslid Sikke Marinus. In de eerste plaats zijn Presidiumvergaderingen vertrouwelijk. In de tweede plaats wordt het Presidium “gerust gesteld” met de mededeling van de burgemeester dat zij via de griffier bij de VNG heeft laten uitzoeken of er sprake is van verboden handelingen. Dat is volgens de VNG niet het geval. Wij als PvdA geloofden dat. Is dat lichtzinnig? Als je als gemeenteraad er niet op mag vertrouwen dat je de goede informatie krijgt dan word je “op het verkeerde been gezet”. Als je op het verkeerde been bent gezet neem je foute beslissingen. Dat hebben wij als PvdA gedaan. Met de kennis van nu hebben we foute beslissingen genomen. Dat voelt niet goed. Met de goede informatie hadden we wellicht veel meer druk kunnen zetten op de echte urgentie van deze affaire duidelijk te maken. Dit vervelende gevoel wordt nog veel erger als de antwoorden komen van het college op de vragen van Opsterlanders, BAS en FNP. Die antwoorden hebben iets van het “wegredeneren” van het probleem. Het college heeft volgens die antwoorden goed gehandeld. Ik kom hier straks op terug. Ook de aanvullende vragen van de drie kleine oppositiepartijen aan de VNG kunnen we plaatsen in de categorie “met een kluitje in het riet gestuurd”. Ondanks het feit dat de drie partijen hun informatie voor een deel ontleenden aan vertrouwelijke informatie uit het Presidium en dat sommige Presidiumleden daarover gelekt hebben aan de pers (dat is ook door hen toegegeven) hebben de drie partijen hun controlerende rol goed vervuld. Daarvoor verdienen ze een compliment. Ook de reactie van Evert Wilstra in de krant op de vraag of hij zich winnaar voelt: “nee er zijn alleen verliezers” verdient lof. Want zo is het; winnaars zijn er niet. En hoe dat verder moet met de vertrouwelijkheid van het Presidium betrekken we bij de Berenschot aanbevelingen, waar we toch mee aan de slag moeten. Alvast een schot voor de boeg: Waarom kunnen Presidiumvergaderingen niet openbaar zijn? Als er echt iets vertrouwelijks te vertellen valt, dan zoeken we daarvoor wel een andere weg.

 

 

  1. De portefeuillehouder

Berenschot spreekt een hard oordeel uit over de rol van de portefeuillehouder. Letterlijk “Wij oordelen dat de wethouder onvoldoende besef heeft getoond van de normen die gelden op het gebied van integriteit en inadequaat heeft gehandeld”. Wij zijn het met Berenschot eens. Dat zeg ik met pijn in het hart, want wij hebben wethouder Kooistra als mens en vak-wethouder hoog zitten. Hij heeft de drie decentralisaties in het sociaal domein samen met de ambtelijke organisatie goed gemanaged. Maar wij vinden de schade die is veroorzaakt door inadequaat (dat is niet-passend en ongeschikt) te handelen te groot. Was de druk van anderen om toch vooral de lieve vrede te bewaren te groot? Onbegrijpelijk en heel jammer dat deze wethouder, met zijn jarenlange ervaring, zo’n belangrijke beoordelingsfout maakt. Wij hopen dat de wethouder dit ook inziet en dat hij de eer aan zichzelf houdt. Zo niet dan zullen wij –samen met vier andere fracties- een motie indienen waar we het vertrouwen in deze wethouder opzeggen.

  1. Het college van BenW

Het college van B&W, (als collectief), en de ambtelijke top heeft in onze ogen zwak geopereerd. De meldingen binnen de ambtelijke organisatie bereiken de gemeentesecretaris veel te laat. Daadwerkelijke actie (het vragen stellen aan de VNG en het in gesprek gaan met Marinus) laat ook weer lang op zich wachten. Als er zoiets belangrijks in je organisatie aan de hand is, dan worden alle verloven (en dus ook de vakanties) maar even ingetrokken. En dan wordt er ook nog verkeerd (dus niet adequaat) gehandeld. In plaats van eerst de feiten beter in beeld te krijgen wordt er te snel tot actie overgegaan. Met achteraf desastreuse gevolgen (het op het verkeerde been zetten van de gemeenteraad). Ook de beantwoording van de vragen van de drie kleine oppositiepartijen heeft sterk het karakter van “damage-control”. Alle aandacht wordt in de beantwoording van B&W verlegd naar de verkeerde vraagstelling van de drie partijen (“er is geen sprake van subsidie maar van een inkooprelatie”). Bovendien worden de vragen fout beantwoord en soms helemaal niet beantwoord en daardoor wordt de raad onjuist geïnformeerd. Een politieke doodzonde. Het lobbywerk van Sikke Marinus heeft volgens de antwoorden niet plaatsgevonden. En dat terwijl alle mailverkeer tussen Sikke Marinus en de gemeente die nu in het Berenschotrapport staat binnen de eigen organisatie voor handen was. Als daar toen serieus intern onderzoek naar was gedaan dan was het rapport Berenschot overbodig geweest, had de gemeenteraad de goede antwoorden gekregen en dan hadden we een uitslaande brand kunnen voorkomen. En waarom komt er wel een brief van een klokkenluider bij de pers terecht terwijl wij als gemeente zelf een klokkenluidersregeling hebben? Voelen mensen zich toch niet veilig genoeg om daarvan gebruik te maken, of is de reden nog veel cynischer: we kunnen luiden tot we een ons wegen, de gemeente doet er toch niets mee. Wij als raad gaan niet over de positie van de gemeentesecretaris. Maar los daarvan is er maar één orgaan verantwoordelijk voor het functioneren van de ambtelijke top en dat is het college van B&W.

Ook de reactie van het college op het Berenschot rapport is een zwaktebod. De kernboodschap van die reactie is dat er wat gefröbeld moet worden aan de relatie tussen raadsleden en de ambtelijke organisatie. Maar dat is niet de kern van wat Berenschot bedoelt of zo als de burgemeester dat zo treffend zei bij de presentatie van het rapport: “de overheid hoort van onbesproken gedrag te zijn”. Ook op het handelen van het college past –mede door het onjuist informeren van de gemeenberaad- volgens ons de sticker “inadequaat gehandeld”. Wij hopen dat ze wethouder Kooistra niet “offeren” als zondebok maar besef tonen van wat de inhoud is van collegiaal bestuur. Samen uit, samen thuis. Als ze dat niet doen dan zullen we een motie van afkeuring indienen over de wijze waarop het college heeft gehandeld en op grond daarvan de wethouders vragen om af te treden. Ook  die motie wordt dan ingediend door vijf partijen in deze raad.

  1. De burgemeester

De burgemeester heeft in onze ogen in haar rol als “hoedster van de bestuurlijke integriteit” gedaan wat ze moest doen. Zij wijst de heer Marinus al in het kennismakingsgesprek op de mogelijke schijn van belangenverstrengeling. Zij stelt dit in het college aan de orde en meldt dit in het Presidium. Zij geeft opdracht om de casus aan de VNG voor te leggen. So far so good. Maar de burgemeester is ook collegelid. Misschien had zij er beter aan gedaan tijdens de collegebehandeling over het Springht-dossier op 15 september te zeggen: “beste collega’s, moeten we dit wel willen”?. Daarbij werd zij bepaald niet geholpen door de portefeuillehouder die tijdens de collegevergadering zwijgt over de contacten van de heer Marinus met de gemeentelijke organisatie m.b.t. het dossier Springht. Maar onze fractie heeft vertrouwen in deze burgemeester en is ervan overtuigd dat zij een belangrijke voortrekkersfunctie kan vervullen in de uitvoering van de aanbevelingen uit het rapport Berenschot. Zij kan voor ons het boegbeeld worden van het “schoon schip maken” Wij hopen dat de andere fracties dat ook willen uitspreken, zodat zij ook positie heeft om de aanbevelingen van Berenschot uit te voeren. Wel willen wij aan de burgemeester vragen aan de gemeenteraad uit te leggen waarom zij uiteindelijk besloot tot het extern onderzoek en wat de exacte rol van de Commissaris van de Koning daarbij is geweest.

  1. De griffier

De griffier signaleert als één van de eersten door een toets aan de Gedragscode en de Gemeentewet dat er bij Marinus sprake is van mogelijke schijn van belangenverstrengeling. Helaas is de adviesvraag  aan de VNG  niet scherp geformuleerd. Een cursus “doorvragen” had hier kunnen helpen. Maar de griffier had op dat moment geen kennis van de lobby-praktijken van de heer Marinus binnen de gemeentelijke organisatie en wist ook niet dat hij een volmacht had. Zij wist alleen dat Marinus vrijwilliger was bij Springht. Maar ook de VNG zelf had wel wat verder kunnen doorvragen. Zij hebben de casus naar ons idee teveel van achter een Haags bureau benaderd. Dat is treurig omdat het een cruciale rol heeft gespeeld in de beoordeling van de gemeenteraad. Wij spreken ons vertrouwen uit in de griffier.

  1. De ambtelijke organisatie

Eindelijk ook goed nieuws. Wij zijn trots op onze gemeentelijke organisatie. Daar werken de professionals die het college (en indirect de gemeenteraad) adviseren. De organisatie heeft wel normbesef getoond op het gebied van integriteit. Chapeau!

Een interessante casus voor onze gemeentelijke organisatie zou zijn: “alle lijken uit de kast”. Als het Berenschot lukt in een paar weken de mailwisseling tussen Sikke Marinus en de gemeentelijke organisatie boven tafel te krijgen dan roept dat de vraag op: is dit alles? Of is dit het topje van de ijsberg. Is er ook op andere dossiers sprake van dubieuze beïnvloeding van de gemeentelijke organisatie door raadsleden? De pers blijft hiernaar graven. Ik heb voldoende aanwijzingen dat dit ook gaat gebeuren. Als je de verhalen mag geloven is er in het verleden door OB-raadsleden op andere dossiers ook druk uitgeoefend op de organisatie. Het gaat ons niet om “die verhalen”. Het gaat ons om de feiten. Nader onderzoek zou die feiten boven tafel kunnen brengen. De organisatie zal zich na dit Berenschot-onderzoek veilig genoeg voelen om die verhalen om te zetten in feiten. En het geeft ons als gemeente de kans om er echt eens een streep onder te zetten. Om uit de sfeer te komen van verdachtmakingen en borrelpraat. Ons motto is: Schoon schip, schone lei en nu alle lijken uit de kast. Anders hebben we over een half jaar weer een incident. Met alle schadelijke gevolgen van dien. De uitvoering van deze wens hoeft niet via een ingewikkeld onderzoek. Stel een intern meldpunt in dat bv. bestaat uit de burgemeester, de voorzitter van de OR en de vertrouwenspersoon van de gemeente Opsterland. Ik hoor graag van andere fracties en het college van B&W hoe zij hierover denken. We hebben over het instellen van dit meldpunt een motie klaar, die we afhankelijk van de reacties van de andere fracties en het college in de tweede ronde zullen indienen.

  1. Hoe moet het nu verder in Opsterland

Het antwoord op die vraag moet wat ons betreft worden ingegeven door:

  • Zijn alle spelers in dit proces in staat te reflecteren op hun eigen gedrag;
  • Zijn we in staat daarbij over de schaduw heen te springen van politieke belangen, eigen belangen,  macht en achterkamertjespolitiek
  • Hebben we het lef om daarbij de vinger op de zere plekken te leggen en daar consequenties aan te verbinden (het zogenaamde zelfreinigend vermogen).
  • Hoe krijgen we Opsterland weer op een positieve manier op de kaart.

Wij steken onze nek uit want volgens ons moeten we nu “schoon schip” maken.

Voor het louteringsproces van Opsterland betekent dat: “met een schone lei beginnen” of in de taal van de woudpiekjes “de stal uitmesten”. De drie wethouders treden af en maken de weg vrij voor een onconventionele nieuwe bestuursvorm. Voor de periode tot aan de volgende verkiezingen maakt de gemeenteraad zelf een raadsprogramma. Een programma van hooguit twee A-viertjes met een aantal doelen en speerpunten. Qua bestuursstijl en transparantie breken we met de trend van het achterkamertje. De gesprekken over het raadsprogramma vinden in het openbaar plaats.  Een van de uitgangspunten van dat raadsprogramma is dat democratisch genomen besluiten niet worden teruggedraaid. Op heel veel terreinen hoeven we geen wielen meer uit te vinden. We hebben een visie op het sociaal domein en een nieuwe omgevingsvisie en een  visie op de toekomst van onze gemeente: Romte en Ferskaat.  Over heel veel andere zaken zijn we het in Opsterland gewoon met elkaar eens. De bestuursstijl kan gewoon gebaseerd blijven op “de kreft fan de mienskip” Maar de gemeente moet wel bestuurd worden en de begroting 2017 is in voorbereiding. We zetten daarbij in op een brede coalitie. Als daarvoor vier in plaats van drie wethouders nodig zijn (met een aanstelling van bv. 30 uur per week) dan vinden we dat geen probleem. Uitgangspunt is de loonsom van het huidige college. Die nieuwe coalitie mag zelfs wel een minderheidscoalitie zijn, die gedoogsteun heeft van één of meer partijen. Het debat vindt dan plaats in de gemeenteraad en er kan bestuurd worden met wisselende meerderheden. Zo doet iedereen actief mee aan het politieke debat want niets staat van tevoren vast en de grote winnaar is de lokale democratie. Op grond van het raadsprogramma kiezen we nieuwe wethouders als uitvoerders van het raadsprogramma Wethouders van binnen of buiten de gemeenteraad. Hun politieke kleur is ondergeschikt aan hun capaciteiten. Cruciaal is of het mensen zijn waar we vertrouwen in hebben om dat raadsprogramma te realiseren en die samen met de burgemeester en de gemeenteraad het vertrouwen van onze burgers kunnen terugwinnen. Ik zie onze raad dat doen. Het is de kunst van het verbinden en het verzoenen, een geweldige uitdaging! Laten we onze rol pakken, schoon schip maken en bouwen aan een nieuw imago van Opsterland. Daarbij zou het goed zijn dat OB even een stap terug doet. In het belang van onze gemeente. Dat Opsterlands Belang haar eigen naam waar maakt. Het belang van de gemeente Opsterland is iets anders dan het belang van een politieke partij. De uitslag van de volgende verkiezingen maakt dan wel duidelijk wie het mandaat van de kiezer krijgt om een bijdrage te leveren aan het toekomstig bestuur van deze gemeente. Vanzelfsprekend doet OB wel gewoon mee met het maken van het raadsprogramma en het selecteren van de speerpunten. Een stap terug doen is iets anders dan buitenspel gezet worden. Tot het aantreden van het nieuwe college is het huidige college demissionair en handelt alle lopende zaken af.

Voorzitter tot zover onze beoordeling van het Berenschotrapport als het om het Springht-dossier gaat. In de periode van de voorbereiding van dit verhaal keek ik naar de Passion vanuit Amersfoort. Ik moest af en toe aan Opsterland denken. Toen Martijn Fischer zong:  “ik heb een hele andere wereld in mijn hoofd”, toen Pilatus zijn handen in onschuld waste (het symbool, van “wegkijken”) maar vooral door de slotwoorden van de vertelster Lenette van Dongen: zien jullie dit verhaal als een hopeloos einde of als een hoopvol nieuw begin. Dat is de vraag die de gemeenteraad vanavond ook moet beantwoorden. Wij hebben alvast  aangegeven wat ons antwoord is.

En tot slot voorzitter, de aanbevelingen van Berenschot nemen wij integraal over. Niet als een exercitie om de regeltjes aan te scherpen maar als start van een indringende discussie over ons eigen gedrag. Daarmee sorteren wij alvast voor op 1 van de speerpunten van het raadsprogramma. Dat speerpunt wordt: Integer Opsterland. Aan de slag daarmee!

 

Roel Vogelzang, fractievoorzitter PvdA